Ik mag graag een glas whisky drinken. Op een donkere winteravond als er een koude oostenwind rond het huis giert en de naald van de platenspeler zich krakend een weg baant door een vergeten soulklassieker, kan ik oprecht genieten van een glaasje Talisker, Highland Park of een stoere Islay malt met een onuitspreekbare naam. Laat de boeren maar dorsen. Op goede avonden pak ik een boekje van een bekende whiskyschrijver erbij en lees willekeurig wat proefnotities door. Als hierin de geur vergeleken wordt met een vleugje knisperend houtvuur van kurkdroog sandelhout op een verlaten schelpenstrand met een vervallen juttershutje, of de afdronk refereert aan wilde limoenen op een okergele schaal (belangrijk detail) aangevuld met hints van lelietjes van dalen, in de lentezon, dan kan mijn avond niet meer stuk.
Drammetje
Er was een periode waarin ik regelmatig whiskyfestivals bezocht en me hier verbaasde over de bijna heilige verering die deze drank te beurt viel. Bij binnenkomst moest ik me steevast langs onwaarschijnlijk vals spelende doedelzakspelers zien te worstelen. Iedereen vond het prachtig. Eenmaal binnen zag ik clubjes mannen, en links en rechts wat verdwaalde vrouwen, in spirituele extase voor de stands staan waar het vooraanstaande elixer van befaamde merken geschonken werd. Men keek niet op een ‘drammetje’ meer of minder om een overjarige whisky van een reeds lang geleden gesloten distilleerderij te proeven. De onvermijdelijke mannen in kilts maakten de beleving compleet.
Wat me altijd weer het meest verwonderde was dat er op elk festival wel een Nederlandse distillateur het aan had gedurfd om jenever of korenwijn aan te prijzen. Dappere mannen en vrouwen die in het geweld van de whisky marketingmachine en massa’s sceptici slechts op één ding vertrouwden: de kwaliteit van hun producten. Bij voorbaat een verloren strijd, aangezien de gemiddelde whiskydrinker de neus ophaalt voor de inferieure drank die al eeuwen in Nederland, België en Frankrijk gedistilleerd wordt. Als geboren Schiedammer en trotse ‘jeneverneus’ viel mij dit altijd zwaar. Tijd om de strijd aan te gaan.
Schiedam
In Schiedam ben ik geboren en ik woon er nog steeds om er ook nooit meer weg te gaan. Schiedam is niet de mooiste stad van Nederland en de meeste van haar inwoners zouden er liever niet wonen. De Schiedammer klaagt van huis uit hartgrondig over alles wat er ooit mis was en is aan deze middelgrote stad onder de rook van Rotterdam. Toegegeven, er valt echt wel wat te klagen. Er heerst een bovengemiddelde armoede ten gevolge van hoge werkloosheidscijfers en in de toplijstjes die betrekking hebben op criminaliteit en het gevoel van onveiligheid bivakkeert de stad steevast in de bovenste regionen. De mensen zijn er over het algemeen rauw, direct en ze stoten harde klanken uit als ze tegen je praten. Je moet er tegen kunnen, het is geen stad voor tere zielen. Hier wordt ongepolijst geleefd, maar geleefd wordt er. Sterker nog: je voelt er dat je leeft.
Zwart Nazareth
Schiedam was ooit het mekka van de jeneverindustrie. Meer dan 400 branderijen stootten bij het stoken van deze drank dag en nacht zware zwarte rook uit die op de stad neersloeg en waaraan de stad haar twijfelachtige bijnaam ‘Zwart Nazareth’ dankte. Bordewijk beschreef de stad treffend in zijn novelle Verbrande Erven: “Des zomers lag zij te midden van het sappigst Hollands weidelandschap te braken als een zwarte vulkaan. De felle vuren der glasblazerijen omkringden haar in een krans helse rozen.” Nog immer zit het zwarte stof letterlijk diep in de poriën van de gebouwen van de stad, de geschiedenis is er hardhandig in gestanst. Over het gemoed van de Schiedammers hangt nog steeds een doffe, zwarte sluier. De drank bracht de stad veel, maar heeft ook een zware tol geëist van haar inwoners. Arbeiders in de distilleerderijen werkten dag en nacht onder erbarmelijke omstandigheden en leefden in krotten van huizen tussen open riolen waarin, zoals de Amazing Stroopwafels dit prachtig bezongen, zelfs de ratten stierven.
Tegenwoordig herinneren talrijke monumenten aan het jeneververleden, ondanks enthousiaste pogingen van de gemeente om hieraan in de jaren ’70 van de vorige eeuw een rigoureus einde te maken. Wat nog rest is een haven met prachtige distillateurswoningen, branderijen en pakhuizen waarin gewoond en gewerkt wordt. De hoogste stenen stellingmolens ter wereld staan te schitteren in Schiedam en malen graan voor brood en drank. Schiedam is een stad met een roemrijk maar bijna vergeten verleden en een onzekere toekomst, zeker daar waar het de jeneverindustrie betreft. Deze is bijna ten onder gegaan aan de opkomst van inferieure jenever op basis van melasse-alcohol, die de consument weggejaagd heeft van deze ooit ambachtelijk gemaakte drank. Wat rest is een handjevol distillateurs van wereldfaam: De Kuyper, Nolet en Herman Jansen.
Notaris
In 1987 besloten Dick Jansen senior en junior van Herman Jansen om de Schiedammers iets te geven waar ze weer trots op konden zijn en ze openden Branderij De Tweelingh aan de Noordvest, tegenover molen De Vrijheid. Hier was en is geen plaats voor inferieure jenever, hier stookt men met passie, beschermd onder gemeentelijk zegel, Notaris Jenever. Letterlijk van graankorrel tot borrel maakt men hier een distillaat dat kan wedijveren met de beste en vooral duurste whisky’s die er te krijgen zijn. Molen De Vrijheid maalt de granen voor het beslag waarin na vergisting de eerste alcohol ontstaat en waar na distillatie in de eigen distilleerketels een prachtig mooi product wordt gecreëerd. Hier doet men niet aan zweverige proefnotities die refereren aan nachtelijke liaisons bij volle maan in zacht geurend kreupelhout met hinten van rozen, teer en in volle bloei staande weidebloemen. Hier maakt men Notaris: Schiedamse moutwijnjenever. Drank als de Schiedammer zelf: recht-voor-zijn-raap en met een onwrikbaar karakter. Een klap in je gezicht, maar wel met een fluwelen handschoen. Jenever met een donker randje, maar met een prachtige kern vol diepgang en zachtzinnige schoonheid. Een oprecht product zonder poespas. De geest van Schiedam gevangen in een krachtige fles. Een distillaat voor de fijnproever en elke zichzelf respecterende whiskyliefhebber zou dit op zijn minst een kans moeten geven. Minimaal 3 jaar gerijpt op houten vaten, maar ook te verkrijgen als 10 of 15 jaar gerijpte drank. En om maar eens in whiskytermen te spreken; er zijn ook vintage jenevers verkrijgbaar.
Wie durft?
Op afspraak bent u van harte welkom in Branderij De Tweelingh.